Omschrijving
Onderst oerlijf (vrouw) van lichtblauwe wollen stof, de mouwen en borststukken van helderblauw damastzijde met grote bloem- en vruchtmotieven in wit en lichtblauw. Oerlijf geheel gevoerd, lijf: witte wol, mouwen witte katoen, bij uiteinde mouwen een aparte voering van lichtblauwe wol.
Het oerlijf bestaat uit: lijfje, schoot, mouwen en kraag; tussen schoot en lijf is geen naad. De mouwen zijn aangenaaid. Het oerlijf heeft een voor- en achterpand, de verticale zijnaden liggen iets naar achteren en lopen van armsgaten tot zoom rond. De schoudernaden liggen in het midden op de schouders.
Hals voorpand: hoog, rond, met colkraag. Achterpand: rond, hoog met aangenaaide kraag. De opening is midden voor. De twee zijden die gesloten moeten worden zijn iets gebogen. De opening loopt van hals tot zoom. Sluiting: midden voor d.m.v. haken en ogen (7x taille, 3x hals) van koper. De panden raken elkaar, maar vallen niet over elkaar. Het achterpand is iets verkleind, de schoudernaden en zijnaden raken elkaar niet, het achterpand loopt tot mouwinzet. Midden achter is geen verticale naad.
Vanuit de heupen is aan de zijkanten een driehoekige geer, zoomwijdte 8 cm. Totaal twee geren. De schoot bestaat uit zeven banen, het jak is getailleerd, schoot aangeknipt, lengte schoot 12 cm.
De mouwen zijn aangenaaid, diepe mouwinzet bij achterpand is rond, de mouw is strak, lang, heeft 1 lengtenaad, aan de onderzijde is een manchet die een lengtenaad heeft die voort wordt gezet in een split, dit split wordt gesloten door drie haken en ogen.
Verfraaiing: bij hals, zoom opening tot ongeveer de taille, afgezet met zwart fluweelband. De opening is onder de taille afgezet met lichtblauw wollen keperstof. Schouders verstevigd en met voering doorgepit. Sierstiksel van blauw zijde evenwijdig aan naden van het achterpand, langs geren en mouwsplit.
