Collectie Fryslân uitgebreid met heel diverse objecten
De afgelopen maanden heeft de Ottema-Kingma Stichting (OKS) de Collectie Fryslân weer op diverse fronten weten uit te breiden. Aan het Fries Museum werden een paar 18de-eeuwse kandelaren uit Leeuwarden en een 16de-eeuwse drinkhoorn in bruikleen gegeven. Tresoar kreeg een midden 15de-eeuws verlucht handschrift in bruikleen. Het Keramiekmuseum Princessehof kon een heel zeldzame tegel aan zijn tentoongestelde objecten toevoegen. De OKS houdt zich bezig met het bevorderen van de kunst- en cultuurhistorie in Fryslân. Zij doet dit met name door objecten en verzamelingen te verwerven die van belang zijn voor de openbare collecties in Fryslân.
Het Gockinga-handschrift
De oudste aanwinst werd verworven in Londen en betreft een op perkament geschreven en verlucht getijdenboek, stamt uit de periode 1440-1460. Dit handschrift, het Gockinga-handschrift genaamd, naar de 18de-eeuwse eigenaar, is vervaardigd in Brugge door een anonieme meester. Vanwege zijn manier van illustreren heeft hij de noodnaam ‘Meester met de Spleetogen’ gekregen. Ook al is het handschrift zelf niet uit Fryslân afkomstig, toch zijn er twee redenen waarom tot verwerving is overgegaan. Het handschrift is namelijk de helft van het oorspronkelijke getijdenboek. De andere helft is sinds 1955 in het bezit van het Fries Museum.
|
Onderzoek heeft aangetoond dat het boek al ruim 200 jaar in twee delen wordt bewaard. Met de verwerving door de OKS worden beide stukken na lange tijd dus weer herenigd. De OKS geeft haar deel namelijk in bruikleen aan Tresoar en het Fries Museum doet hetzelfde met zijn exemplaar. Hiermee komt het getijdenboek terecht daar waar het thuis hoort: In de collectie uiterst kostbare collectie handschriften van Tresoar.
De kandelaren van Berbera Sophia Arnoldi
De verwerving van zilveren voorwerpen komt sinds de oprichting van de OKS met vaste regelmaat voor. Recentelijk heeft de OKS een paar kandelaren aangekocht van de Leeuwarder zilversmid Berend Roelofs Storm. Hij vervaardigde de kandelaren in 1760, een jaar nadat hij zijn meesterproef had behaald, waarmee de stukken tot diens vroegst bekende werk behoren. Voor de Collectie Fryslân hebben de kandelaren nog extra betekenis: Ze bevatten de alliantiewapens van dr. Nicolaas Arnoldi (1696-1777) en zijn vrouw Barbara Knock (1699-1784). Arnoldi is bekend geworden als een invloedrijk bestuurder in Fryslân. Zo was hij een aantal malen burgemeester van Leeuwarden en had hij als secretaris en thesaurier-generaal een belangrijke positie aan het Stadhouderlijk Hof.
|
Ontroerend is de inscriptie onder op de voet van de kandelaren, welke verraadt met welk doel ze zijn vervaardigd: “Gegeven door Mevr. Knok tot een Peet stuk aan haar klein Dogter Juffr. Berber Sovia Arnoldi 1734”. Deze Berber Arnoldi was de tweede dochter van het echtpaar Arnoldi-Knock en werd geboren in 1734. In 1760 trouwde ze en vermoedelijk waren de kandelaren een verlate pillegift (doopgift). De kandelaren worden in bruikleen gegeven aan het Fries Museum.
De drinkhoorn van Roordahuizum
Een bijzonder vroeg zilveren object, eveneens door de Ottema-Kingma Stichting in bruikleen gegeven aan het Fries Museum, is de drinkhoorn van Roordahuizum. Het betreft een hoorn met zilveren beslag dat is gemaakt door de Leeuwarder zilversmid Albert Jacobs Canter, in het midden van de 16de eeuw. Het tot de verbeelding sprekende object is één grote getuigenis van de geschiedenis. Zo bevat de rand een viertal inscripties met namen, wapens en de jaartallen 1561, 1595, 1617 en 1684. Bij ieder jaartal wordt aangegeven dat de hoorn is gerepareerd, hetgeen te denken geeft over het intensieve gebruik ervan.
|
De meest interessante inscriptie is wellicht die uit 1561:
“Heer Dirck, Pastoer, Heer Kempo, Vicaris, Abba Bottsma, Siurdt Tiepma, Jorrit Tiercksma, Ianke Jacobs, Epe Broerszoen, Fouden, hebben desen hoern van nys laten reparreren thoe behorende den patroen van Rordahusum, Anno 1561”.
De tekst suggereert dat de hoorn al ouder is, omdat deze in het genoemde jaar niet is vervaardigd, maar gerepareerd. Historici vermoeden dat de hoorn zelf uit de 15de eeuw stamt, of mogelijk zelfs nog ouder is. Een aanwijzing daarvoor is een achtpuntige ster die zichtbaar is op de hoorn, welke een aanduiding kan zijn van de eigenaar van de stier waarvan de hoorn afkomstig was. Deze manier van merken was gebruikelijk in de middeleeuwen. Het was overigens opmerkelijk dat de drinkhoorn, na midden 19de eeuw te zijn gepubliceerd, zo’n 150 jaar zoek was, alvorens het object dit jaar in Parijs opdook, alwaar de OKS het verwierf.
Tegel met een afbeelding van een zeewezen
De vierde aanwinst betreft een vroeg 17de-eeuwse tegel uit Rotterdam, die door de OKS in bruikleen is gegeven aan Keramiekmuseum Princessehof. Het is een veelkleurige tegel met een schildering van een vervaarlijk uitziend fantasie zeewezen, dat - met stoom blazend uit oren en mond - uit een kolkende zee opdoemt. Rotterdamse tegels uit het begin van de 17de eeuw zijn relatief zeldzaam, het verworven exemplaar vormt daarbinnen een uitzonderlijk fraai voorbeeld. Er zijn van dezelfde maker slechts twee andere tegels bekend, welke zich in particuliere collecties bevinden. Daarnaast is de afbeelding zelf uniek en zijn de uitvoering van het schilderwerk en het kleurgebruik van hoog niveau. Het resultaat is een bijzonder levendig en humoristisch weergegeven zeewezen. De tegel past naadloos in het verhaal dat het Keramiekmuseum Princessehof wil vertellen, namelijk de geschiedenis en ontwikkeling van het Friese aardewerk in een bredere, Nederlandse context
|