Omschrijving
Dit borduurwerk dat Johanna Kuipers uit Bolsward in 1816 merkte is eigenlijk geen merklap. Het is namelijk geen voorbeeldlap met motieven om na te borduren, maar een zelfstandig ding. Het was een gelovig meisje, want onderaan bij haar naam zette ze: Alles tot meerder Eer en Glorie van God. In het midden borduurde ze een altaar met zes kaarsen en een levensboom met een monstrans, onder een alziend oog en een bloemenkrans. Op het altaarkleed met de bloemen is het Christussymbool als een gekroonde stralende zon verbeeld. Er staat onder Malachias (Maleachi) 1 vers 11. Het is duidelijk dat Johanna, doopnaam Joanna, katholiek was. Linksonder borduurde Joanna een priester met een wierookvat en twee koorknapen. De Bijbelse taferelen uit het Nieuwe Testament lopen van rechtsonder naar boven, dan links van boven naar beneden. Verbeeld is het laatste Avondmaal, de Judaskus, de verloochening van Petrus en Jezus in de Hof van Gethsemane. Links borduurde ze de Kruisdraging, de Passiewerktuigen en Veronica met de zweetdoek, en de Emmaüsgangers. Bij de taferelen staat de vermelding van de verzen uit de Bijbel. In het borduurwerk maakte ze mooi gebruik van de steekrichting, waardoor een streepeffect ontstaat. Ook voegde ze metalen pailletten aan het borduurwerk toe. De lap is omgewerkt met festonsteken, waarschijnlijk was de lap ooit ingelijst [Gieneke Arnolli].
